Heeft u een lijfrente afgesloten? Dan kunt u die gebruiken als u met pensioen gaat. Een lijfrente is een extra inkomen naast uw AOW en naast het pensioen dat uw werkgever voor u heeft opgebouwd. Soms mag u met een lijfrente ook kiezen voor een tijdelijke uitkering tot u met pensioen gaat. Dat heet het een overbruggingslijfrente. U overbrugt de tijd vanaf het moment dat u stopt met werken tot aan de dag dat uw pensioen ingaat. Zo kunt u uw lijfrente dus gebruiken om een paar jaar eerder te stoppen met werken. De overbruggingslijfrente stopt als uw AOW of uw pensioen begint.
Een overbruggingslijfrente mag niet altijd
Een overbruggingslijfrente lijkt een beetje op een VUT-regeling. Ook daarmee had u de kans om wat eerder te stoppen met werken. In 2006 is de VUT afgeschaft. Toen zijn ook de regels voor een overbruggingslijfrente veranderd. Heeft u vóór 2006 een lijfrente opgebouwd? Dan mag u die gebruiken voor een overbrugging. Heeft u een lijfrente waar u ook na 2006 nog premie voor betaalde? Dan mag u alleen de waarde tot 2006 gebruiken voor een overbruggingslijfrente. Uw verzekeraar kan u precies vertellen welke waarde dat is. Banken bieden geen productoplossingen voor een overbruggingslijfrente. Hiervoor kunt u alleen terecht bij een levensverzekeraar.
U betaalt belasting over wat u krijgt
Een overbruggingslijfrente is een tijdelijke uitkering. U krijgt gedurende een aantal jaar een bepaald bedrag per maand. Over dat bedrag moet u belasting betalen. Net als over uw inkomen. Officieel heet het ‘dat een lijfrente-uitkering wordt belast in Box 1’. U betaalt dus geen vermogensbelasting over de waarde, maar u betaalt alleen belasting over de uitkeringen.
Bekijk andere onderwerpen over pensioen.