X en Y scheiden na 45 jaar huwelijk. Y eist van X een maandelijkse alimentatie. Inkomen X bestaat volgens rechtbank alleen uit de alleenstaande AOW en dat is niet voldoende om X te veroordelen voor het betalen van alimentatie. De lijfrente-uitkeringen uit de lijfrentepolissen én de stamrechtverplichting bij de BV worden niet als inkomen, maar als vermogensbestanddelen aangemerkt.
Vermogensbestanddelen moeten worden verdeeld
X en Y zijn het eens dat het huwelijk is ontwricht en doen een verzoek tot echtscheiding. Zij waren in gemeenschap van goederen gehuwd. X is directeur-grootaandeelhouder van BV Z. Hij is inmiddels gepensioneerd en ontvangt naast zijn AOW-uitkering twee lijfrente-uitkeringen per maand van een verzekeraar en een stamrecht-uitkering uit de BV. Y verlangt om die reden dat X haar partneralimentatie betaalt van ongeveer € 3.000 per maand. X wil geen partneralimentatie betalen.
De rechtbank beoordeelde de draagkracht van X en komt tot de conclusie dat het inkomen van X alleen bestaat uit de AOW-uitkering en dat X geen arbeidsinkomen heeft. De AOW-uitkering is niet voldoende voor het betalen van partneralimentatie. De lijfrente-uitkeringen uit de lijfrentepolissen en de stamrecht-uitkeringen uit de stamrechtverplichting van BV Z behoren tot het te verdelen vermogen, aldus de rechtbank.
De lijfrentepolissen moeten worden gesplitst en de helft van de waarde van de stamrechtverplichting van BV Z wordt afgestort ten behoeve van Y bij een bank of een verzekeraar, aldus de rechtbank.
Commentaar
Doordat X geen inkomen uit arbeid heeft een ook geen ander pensioeninkomen dan de AOW, is de grondslag voor het bepalen van een eventuele partneralimentatie voor Y te laag. Doordat X en Y in gemeenschap van goederen waren gehuwd moeten alle vermogensbestanddelen en alle schulden worden verdeeld. Hieronder vallen de lijfrentepolissen en het stamrecht.
Y krijgt nu van de verzekeraar zelf een maandelijkse lijfrente-uitkering afhankelijk van haar eigen leven. Ook de helft van de stamrechtverplichting kan ze aanwenden voor een maandelijkse uitkering. Dit kan voor haar zelfs een betere oplossing zijn dan alimentatie, omdat de uitkering niet afhankelijk is van het leven van X.
Auteur: Joanna Hildering, adviseur Aegon Adfis
Bron: Rechtbank Den Haag, 17 maart 2020
Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 2 mei 2020